Kindsoldaat

 

Kindsoldaat

Tekenaar: Chouin Lionel, Duval Stéphane
Scenarist: Bresson Pascal
Uitgeverij: Dark Dragon Books

Jean-Corentin Carré is in 1914 een vijftienjarige Bretoen, een verstandig baasje (volgens meneer pastoor), maar wel stom genoeg om mee te willen doen aan de pas uitgebroken Eerste Wereldoorlog. De jonge rabauw loopt over van patriottisme en geeft zich onder een valse naam en leeftijd vrijwillig op om de troepen in Verdun te vervoegen. De dappere vechtjas onderscheidt zich snel en met wat geluk wordt hij algauw gedecoreerd en bevorderd tot korporaal, later zelfs tot sergeant. Met verlof wordt hij thuis als held onthaald. Echter, hij heeft inmiddels wel begrepen dat de oorlog een slachtpartij is en heeft spijt dat hij in dienst is gegaan. Niettemin vindt hij dat hij zijn plicht moet doen: “Ik vecht omdat ik niets anders kan dan dat, opoffering geeft mijn leven zin.” Het lijkt wel een jihadist die we hier horen.

In het tweede boek gaat het bloedvergieten lustig verder. Carré raakt gewond, maar wil niet naar huis. “Een waar voorbeeld”, vinden zijn makkers. Een kalf, zouden wij zeggen. En hij bij zichzelf ook wel, want hij ziet dat de soldaten “nog lager dan beesten” staan. De puber is opvallend welbespraakt: “Nu ben ik oud genoeg om in het bezit te zijn van een geest die voor eeuwig gemarkeerd is door vreselijke herinneringen.” Het taalgebruik is wel vaker hoogdravend, als er al niet krom Duits klinkt, getutoyeerd en gevousvoyeerd wordt in eenzelfde dialoog of een ongelukkig vertaalfoutje staat (Carré gaat in “april 2015” in dienst). Inmiddels is de jongen keihard geworden (hij doodt een weerloze Duitser van dichtbij), zonder medelijden. Benieuwd hoe dat in het derde deel moet eindigen. Als hij de wapenstilstand maar haalt…

Kindsoldaat is het te verwachten gruwelijke getuigenis van de waanzinnige loopgravenoorlog. Het (te) jonge hoofdpersonage is een interessante insteek: hoe adolescenten al dan niet vrijwillig of illegaal de oorlog ingingen is een onderbelicht aspect in de talrijke WO I-strips. Toch schippert Jean-Corentin tussen walg en overmoed, tussen inzicht en overgave, tussen deserteren en dapper voortdoen. Het maakt hem menselijk, maar niet makkelijk in te schatten.

De tekeningen zijn dynamisch en toegankelijk, maar de overname door Lionel Chouin na een achttiental platen van Stéphane Duval in deel 1 valt erg op. In het tweede deel verbetert Chouins tekenwerk weliswaar en de inkleuring van Jean-Luc Simon is zeker mooi, voor zover je dat kunt zeggen van een loopgravenstrip, natuurlijk.

___________________________

___________________________

___________________________